poëtenpekel


De  voordelen van het leven in een kleine stad, wij genieten er hier dagelijks van. De straten zijn leger, de rijen veel korter, de toonbanken voller. We vinden hier genoeg om ons stadsmens te blijven noemen, maar moeten niet skipistend slalommen (wij krijgen vaak te horen hoeveel energie een grote stad geeft, maar ze geeft alleen aan de een wat ze van de ander eerst neemt). Nee, dan ons stadje aan zee. Willen wij nu een Cambio reserveren, dan lukt dat meestal. Een taartje, een tafeltje? Enkel in Het Seizoen een probleem. Wordt er op de valreep gesnakt naar een voorstelling: hop, we zijn weg. Maar nu en dan is het hier net De Grote Stad. Dan is het koppenlopen in de Kapellestraat en kiezen wij rechtsomkeer. Of blijkt een voorstelling ruim op voorhand uitverkocht. Uitverkocht? Een woordschim uit ons vorige grootstedelijker leven. Zo vindt vanavond in onze eigenste straat een poëziegebeuren plaats. Waar wij dus niet bij zijn. Net nu we weer wat zin kregen in heel dat gedichtengedoe, die poëtenpekel. Dan maar knus pruttelen tussen de muren van ons uitzicht. Dag Grote Post. Dag dichters allemaal. Daa-ag.

Zoostende groet des avonds de dichters

Dag dichter vol verzen met de micro op het statief
zing zang
dag muziek van de zaal
dag publiek in de zaal
dag gekleed heerke in pak
en
dag opgedofte joffer in rok
rok en pak
van het publiek in de zaal
bonsoir

Daa-ag dichters
dag dazende dichers
dag dichtbije verzenzeggerij