KILL YOUR DARLINGS - een zucht



Ze schaffen zich een hond aan zoals een nieuwe handtas. Trekken aan een oor alsof het een mouw is, een modieus flapje.

Later zijn zij het niet zelf die de hond komen dumpen, maar een man in een poloshirt, of de au pair, die het ook niet kan helpen dat de hond in kwestie eerst weigert uit de wagen te springen en zich nu schrap zet tegen de drempel, hoe hard de Française ook trekt aan zijn lijn.

O de hond snapt het best, dat ze hem hier in de pan zullen hakken, dat het nog niet dodelijk genoeg was dat hij heelder dagen twee adhd-kids aan z’n staart had hangen, het grut kon er ook niks aan doen dat niemand het tederheid leerde, hun gekrijs dresseerde dat kaatste tussen smetteloze wanden van een nieuwbouwpand.

Hààr gaat hij niet missen, die feeks met de scherpe schoenen die hem uit haar onvoorspelbare kriskras stampte, gillend dat ze niks maar dan ook helemaal niks had om aan te doen, gék werd ze van al die oude rommel en de man in de polo daar schoot ze ook al niks mee op.

De man in de polo, die deed nog even zijn best. Kocht sportschoenen en een joggingleiband. Regelde onderweg babbels met wandelwijfjes met keffers.

Ze kroelt hem zacht in zijn nek en sust dat ze het snapt en dat hij er niks aan kan doen, het is niet zijn schuld, hij is een brave jongen. De tristesse in zijn blik weet al meer dan haar hoge stem voorlopig wil toegeven.

Vandaag wil ze geen honden doodmaken, het is haar verjaardag. En zeker niet deze hond. Hij lijkt zo op de loebas van thuis lang geleden, dat ze teruggekatapulteerd raakt naar touwtjespringen en hinkelspel. Hoe de loebas om haar heen kwispelde en ze schaterde van zoveel aandacht.

Lieve loebas, lispelt ze en klopt hem bemoedigend op de flanken.

Ze neemt de sleutel van de bench en plots wordt alles zwaar. Niet weer. Niet iedere keer dit dragen van andermans onvermogen tot vooruitziende keuzes. Dierenplezier dat uit de auto wordt gezet als een zak ouwe lappen. Het ras is niet meer in de mode, kirt internet. Daar brushen ze dit seizoen plots konijnen.

De hond is gaan zitten, kijkt haar aan met de kop schuin, wat wil je hondje, wat wil je dat ik doe, het is mijn werk, ik kan niet iedere loebas mee naar huis smokkelen, ik heb al vier katten en een krat hamsters.

Als ze zou mogen dan deed ze het meteen, maar haar man hangt dwars. Wil zijn zetel niet delen met iets vleesetends. Haar katten mogen alleen in de veranda slapen. Soms als hij niet thuis is smokkelt ze er eentje in een dekentje voor de televisie.

Het is haar zwakte, het barstje in haar hart, ze kan geen dier zien of ze moet het in leven houden. Zelfs om een verdroogde veldmuis gaat ze huilen.

Ze lokt hem de bench in, hij vertrouwt haar, ze weet zijn geheime gebaren, haar geoefende stem dwingt hem naar waar ze ‘m wil hebben.

Hij draait een rondje en nog een, gaat zitten, liggen, legt zijn kop op zijn poot.

Rest alleen nog het wachten.

Maar vandaag blijven we samen, loebas, vandaag kan je niks overkomen, het is mijn verjaardag.